‘Ik heb in mijn familie meegemaakt hoe mooi iemand kan sterven.’
Peter Emmen
72 jaar
Optimistisch realistisch, zo staat de bescheiden Peter Emmen in zijn laatste levensfase. Hij omschrijft zichzelf als sociaal en relaxed, én zo wordt hij door anderen gezien. Zijn kamer straalt warmte en huiselijkheid uit; schilderijen, foto’s en bossen bloemen sieren alle aanwezige oppervlakken en op zijn bed liggen zijn eigen kussen en donzen dekbed. Goed georganiseerd geeft hij mij de avond voor ons interview een A4’tje, tweezijdig bedrukt met tekst. “Mocht ik er plotseling niet meer zijn, dan heb je in elk geval mijn verhaal.” De dag van het interview komt ondanks zijn voorzorgsmaatregel toch. “Het komt uit in juni hè? Als het goed is ben ik er dan al een poosje niet meer.”
DONDERSLAG BIJ HELDERE HEMEL
U schreef in uw eigen tekst dat uw opname in de hospice kwam als een donderslag bij heldere hemel, kunt u daar meer over vertellen?
‘Ruim twee jaar geleden werd ik vaak ziek. Veel onderzoeken volgden, een diagnose, en gesprekken met de specialist. Begin dit jaar werd het duidelijk dat ik uitbehandeld ben. De specialist zei op een gegeven moment aan mijn ziekenhuisbed: “Sorry, het heeft geen zin meer om nog meer bloedtransfusies te krijgen. Als ik jou was zou ik maar een hospice zoeken.” Ik heb toen nog een aantal zakken bloed gekregen, om mijn hemoglobine een beetje naar boven te krijgen (hemoglobine zorgt ervoor dat zuurstof via het bloed van de longen naar de rest van het lichaam gaat, wat belangrijk is om goed te kunnen functioneren, red.). Daar moet ik het gewoon mee doen. Als je te horen krijgt dat je niet meer beter wordt, terwijl het altijd nog een beetje goed ging, dan is dat als een donderslag bij heldere hemel. Je hoopt toch te horen: “Wie weet…” Dat komt gewoon niet. Voordat ik hier naartoe kwam mocht ik van het ziekenhuis nog drie dagen naar huis, met thuishulp. Mijn broers waren bereid om bij mij thuis te logeren, maar ik ben gewend aan mijn eenpersoonshuishouden, en ik wilde graag alleen zijn die drie dagen. Het ging allemaal heel snel. Op 4 februari (2025, red.) ben ik hier gekomen.’


Dag in het Hospice
Hoe ziet uw dag in de hospice eruit?
‘Om zes uur word ik wakker en ga ik nog een uurtje met mijn iPhone spelen. Om zeven uur ga ik de badkamer in. Dan is mijn ijkpunt of ik nog stevig op mijn benen kan staan. Als je hemoglobine achteruitgaat, dan ga je op een gegeven moment toch bibberen en toestanden krijgen. Als ik dat niet voel ben ik altijd blij, dat maakt mijn dag goed.’ ‘Ik houd de actualiteiten nog erg bij, alhoewel dat sinds Trump in beeld is een beetje vervaagt. Onderwerpen op het sociale vlak spreken me vooral aan: wat gebeurt er in de wereld? Wie hebben daar nadeel van? Wie hebben er voordeel van? Het is interessant als dat belicht wordt.
Momenteel lees ik het boek We hebben het over mensen – pleidooi voor een waardig bestaan (De Geus) van Esmah Lahlah, want mijn jongste broer heeft interesse in GroenLinks.’ ‘Naast lezen luister ik graag naar muziek. NPO Radio 5, muziek uit de jaren zestig en zeventig – voor mensen van mijn leeftijd. Thuis had ik ook andere muziek, veel klassiek, maar hier heb ik geen apparatuur om cd’s te draaien. Via mijn iPhone kan ik dat echter ook beluisteren, met mijn oortjes in om anderen niet lastig te vallen. Dan geniet ik van de muziek en ben ik weer even tevreden.’ ‘Ik heb ook veel bezoek. Zo komt vanmiddag mijn broer nog met zijn vrouw, al dan niet met één of twee hondjes. Mijn nicht uit Spanje komt ook nog. Ze is even in Nederland en is al vier keer geweest. Dat vind ik altijd gezellig. Ik ben blij dat ik nog veel zelf kan. Toch beginnen de dagen naast lichamelijke ook mentale uitdagingen te geven. Nadat ik bezoek heb gehad kan ik bijvoorbeeld wegdommelen.’
Meest Dankbaar
Waar bent u het meest dankbaar voor in uw leven?
‘De manier waarop ik heb geleefd. Qua werk zocht ik altijd naar iets leuks en interessants, maar wel op het sociale vlak. Ik ben content en heb het gevoel dat dat wel gelukt is. Niet echt geweldig, zoals sommigen hun leven kunnen afsluiten, maar tevreden.’ ‘Ik heb een leuke familie. We zijn met vijf broers, ik ben de middelste. Mijn moeder moest ons grootbrengen, hoofdzakelijk alleen want mijn vader was beroepsmilitair. Ze deed het echt heel goed. Ze vond nestwarmte heel belangrijk. “Hou elkaar vast”, zei ze altijd. Dat leerden we van haar, en we hebben altijd aan elkaar gehangen, elkaar vastgehouden. Tot nu eigenlijk. Als de zorgvrijwilligers hier binnenlopen en de foto van ons vijven zien zeggen ze vaak: “Jeetje, leven jullie allemaal nog?” Ik ben de eerste die mag vertrekken. Zo is het gewoon. Er moet er eentje de eerste zijn.’

Wat zijn uw mooiste herinneringen?
‘Het met elkaar genieten. Bijvoorbeeld de vakanties met mijn broers. We zouden nu eigenlijk naar Sevilla en Madrid gaan. Totdat ik kreeg te horen dat ik naar een hospice moest. Toen hebben ze de vakantie geannuleerd. Natuurlijk gaan ze wel als dit achter de rug is, maar het plezier was altijd dat we veel samen deden. Vakanties in Indonesië, Egypte en Amerika. We hebben gelukkig veel gezien samen en dat heeft me heel veel plezier gebracht. Het bracht ons allemaal plezier. Daar denk ik dan ook graag aan terug.’
Hoe ervaart u de laatste levensfase?
‘Je komt niet voor niets in een hospice terecht. Niet voor je zweetvoeten, zeg ik altijd. Die heb ik niet hoor. Het is voor een levenseinde, op een waardige manier zal ik maar zeggen. Ik was liever thuis overleden, maar ik ben alleenstaand en dan moet je hele intensieve thuiszorg hebben. Dat was in mijn geval te moeilijk. Dankzij mijn broers heb ik het hier toch ook persoonlijk gemaakt, die hebben die taak op zich genomen, bijvoorbeeld stickers geplakt op de foto’s en schilderijen die hier mee naartoe moesten. Zo komt de sfeer die ik thuis had ook hier tot zijn recht. Dat vind ik prettig, het is een stukje comfort. Stel dat ik het niet had gedaan, en hier met één foto zat, dan was dat toch wel kaal.’ ‘Op een bepaald moment heb ik via Facebook bekend gemaakt dat ik ziek ben. Dat ik in een hospice terecht ben gekomen. Je krijgt dan schrikreacties. Mensen komen dan graag langs, zelfs als je ze drieëndertig jaar niet gezien hebt. Je hebt elkaar toch ooit goed gekend. Ze vertellen dan bijvoorbeeld: “Je was mijn mentor, jij hebt ervoor gezorgd dat ik zo ver ben gekomen.” Ook krijg ik mooie berichten. Het is heel fijn om zulke reacties te krijgen.’ ‘Ik ben heel blij over hoe mijn broers en ik elkaar hebben vastgehouden. Toch trekt mijn oudste broer zich nu een beetje terug in het contact. Ik ben zelfs bang dat hij misschien niet bij mijn uitvaart is. Toch snap ik zijn handelen want hij is gediagnostiseerd met autismespectrumstoornis. Het is voor hem moeilijk, maar hij kan er niets aan doen. Vanuit de nestwarmte heb ik hem duidelijk gemaakt dat ik hem vergeef als hij er niet bij is. Ik stuur hem geregeld een mailtje, maar de laatste tijd reageert hij nauwelijks meer. Misschien zie ik hem nog wel terug. Het komt allemaal wel goed.’
Voorbereidenophetsterven
Hoe bereidt u zich voor op het sterven?
‘Een van de eerste dingen die ik heb gedaan toen ik ziek werd was mijn testament regelen. Met mijn huisarts heb ik euthanasie en palliatieve sedatie besproken. Het geeft rust dat het goed geregeld is. Op het moment dat het zo ver is moet ik het loslaten. Een vriendin hoorde ooit: “Ik open de vergadering!” op het moment dat een man palliatieve sedatie kreeg. Zo hoeft het van mij niet. Hoe ik me daar verder op voorbereid heb ik nog niet goed over nagedacht. Wel zou ik het fijn vinden dat er een selectief gezelschap in de buurt is als ik overlijd. Daar op die foto, die is gemaakt in het ziekenhuis, staan ze. Die groep heeft besloten om mij intensief bij te staan.’

‘Het is moeilijk te accepteren dat ik ga sterven, maar op een gegeven moment heeft het geen zin om tegen beter weten in nog hoop te hebben dat ik beter word. Die hoop is er gewoon niet, dat is me duidelijk gemaakt. Sommigen zeggen: “Je weet maar nooit”, maar als ik realistisch ben dan denk ik dat ik de drie maanden niet red. Ik voel dat mijn energie minder wordt, dat het wegvloeit. Nu gaat het nog wel, maar er komt een tijd dat het duidelijker wordt. Ik ben niet bang voor dat punt, ik ben iemand die zich over geeft. Laat die hulp maar komen als het zover is.’ ‘Daarnaast heb ik nu nog een stukje regie, over wat op de rouwkaart komt, over de muziek die gedraaid zal worden tijdens de plechtigheid van mijn afscheid. Wie de kaarsen aansteekt, wie er gaat spreken. Het is voor mij belangrijk dat degenen die er zijn zich er redelijk bij voelen. Het moet geen feest worden, maar ook niet als een verplichting worden ervaren. Ik heb er vertrouwen in dat het goed zal gaan – al maak ik het dan zelf niet meer mee natuurlijk.’ ‘Ik kan nog veel zelf, en verblijf nu zes en een halve week in Hospice Issoria. Dan ga je richting de drie maanden. Daar heb ik voor getekend: van vier februari tot vier mei, maar die periode van drie maanden heeft een lading. Dan denk je toch: wat gebeurt er dan? Er zal een evaluatie zijn: Hoe staat het ervoor? Houdt hij het nog even vol? Kan hij hier nog wel blijven? Die drie maanden grens is belangrijk. Gelukkig zei de huisarts gisteren dat als ik achteruit ga, ik niet bang hoef te zijn dat ik naar een verpleeghuis ga. Dat ik dan hier mag sterven. Dat is een geruststelling.’
U komt heel rustig en berustend over, waar haalt u dat uit? ‘
Die acceptatie was er niet altijd. Ik was boos en opstandig en had stemmingswisselingen toen ik de diagnose kreeg. Het hoort er allemaal bij, en het heeft tijd nodig. Het feit dat ik een antwoord had voor wat er met me aan de hand was was een opluchting, en maakte het wel makkelijker om het levenseinde te accepteren. Op een gegeven moment zie je in dat het geen zin heeft om driftig te zijn. Je neemt het leven zoals het is. Het is niet dat ik te makkelijk ben, maar je kan het ook accepteren en tevreden zijn met wat het wordt. Er zijn altijd kanttekeningen waar je wel of niet wat aan kan doen. Ik moet er vrede mee hebben. Het is gewoon niet anders dus je moet je erbij neerleggen. Toch blijf ik altijd een beetje positief, iets anders heeft geen zin.’ ‘Ik heb nooit echt angst voor de dood gehad. Ik heb in mijn familie meegemaakt hoe mooi iemand kan sterven. Als je Indisch bent krijg je ook altijd fantastische verhalen te horen, dat mensen die al eerder overleden zijn je komen halen. Eén van mijn broers is, misschien tegen beter weten in, ervan overtuigd dat als hij er niet meer is hij papa en mama nog eens tegenkomt. Het idee dat ik ze nog eens tegenkom zou ik niet erg vinden. Maar nu ik nog scherp ben denk ik: ik weet niet hoe het loopt, maar het zal wel niet. Als je zo ziek bent krijg je medicatie, en misschien zijn je hersenen daarvan onder invloed. Stel dat het op een gegeven moment zover is en ik kom iemand tegen die ik heb gekend, dan denk ik waarschijnlijk: goh, is het toch zo?’
Heeft u nog wensen?
‘We gaan richting Pasen, dan denk ik aan de Matthäus Passion. Dat zal ik toch wel erg missen. Ik weet zeker dat mijn broer zegt: “Dan gaan we daar toch met jou naar toe”, maar het is een hele lange zit, te lang nu. Ik kan ook via mijn iPhone dat stuk zelf beluisteren, dat is het alternatief. Het echt naar concerten toe gaan mis ik wel. Ik ging heel veel naar klassieke stukken en toneelvoorstellingen. Dat vond ik heerlijk, en deed ik ook graag met vrienden. Maar op een gegeven moment is dat over. Dat moet je allemaal accepteren, het is niet anders. Ik heb veel mogen zien en mogen meemaken. Op een gegeven moment moet je daar voldaan mee zijn. In een volgend leven dan maar weer. Als je daarin gelooft.’ ‘De zorgvrijwilligers en hospicemedewerkers doen hun best voor me. De vrijwilligers bieden verwennerijen voor mij en mijn familie. Niets moet en alles is mogelijk. Dat maakt me “gelukkig”, ik ben “tevreden”. Allemaal met aanhalingstekens. Nee, die aanhalingstekens krijg je niet weg. Ik ben echt tevreden, maar ik weet ook waarom ik hier lig en waar het naar toe gaat. Dan is het geen halleluja-stemming. Die aanhalingstekens hoeven ook niet weg te worden genomen. Het is gewoon de situatie. En als de mensen zo hun best doen om het mij naar “mijn zin” te maken, wat gelukt is, dan is het mooi. Dan mag ik “tevreden” zijn. Ja toch?’
Advies voor de mensheid
Wat hoopt u dat anderen zich van u zullen herinneren?
‘Pas nu hoor ik van mijn familie en broers hoe ze me vinden, hoe ze denken dat ik ben. Het is allemaal aflopend, maar ik ben content met de manier waarop ze mij zien. Dat sociale. Vrijwilligers vinden het leuk om hier binnen te lopen, om even te praten. Daar ben ik ook een beetje trots op, dat mensen dat zien. Dan denk ik: het is geen moeite, zo ben ik gewoon. Annika (stagiaire creatieve begeleiding, red.) heeft me een mooi getekend beeld gegeven. Op de achterkant heeft ze haar indruk van mij geschreven, Robert mijn broer dat zag het zei: “Ze heeft helemaal gelijk, zo ben je.” Dat hoor ik voor het eerst zo. Maar als hij het zo zegt, zullen anderen het ook wel denken, dus dan is het gelukt.’
Heeft u advies voor de mensheid?
Wees lief voor elkaar. Bekritiseer elkaar niet meteen, want je kritiek is niet altijd juist. Sta open voor realisme. Ik heb ervaren dat realisme het leven heel erg mooi kan maken.
————
Het interview vond plaats op 23 maart 2025. De tekst is geschreven door Saskia van Manen voor de Issoria Flits van juni 2025.